Tijdens deze uitgebreide hoorzitting in de Vlaamse commissie is diepgaand gesproken over de impact van federale en Vlaamse beleidsmaatregelen op de Vlaamse arbeidsmarkt, met bijzondere aandacht voor de beperking van de duur van de werkloosheidsuitkeringen. Diverse stakeholders kwamen aan het woord: vakbonden, werkgeversorganisaties, lokale besturen (OCMWās), gespecialiseerde diensten (GTB), het netwerk tegen armoede en academici. De centrale themaās waren de grote uitdaging die de beperking van de werkloosheidsuitkering met zich meebrengt, de kwetsbaarheid van langdurig werklozen (vooral 55-plussers en personen met een arbeidsbeperking), de noodzaak van een krachtige en gecoƶrdineerde activering, en de risicoās op een verdere verdieping van armoede.
De vakbonden benadrukten dat de maatregel vooral kwetsbare groepen treft die moeilijk duurzaam aan werk geraken en dat het activeringsapparaat onvoldoende is voorbereid om deze grote instroom aan langdurig werklozen op te vangen. VDAB moet volgens hen zijn dienstverlening dringend aanpassen, met meer focus op bemiddeling, snellere en intensievere begeleiding en betere samenwerking met lokale besturen en werkgevers. Ook wijzen zij op het gevaar van ācherry pickingā, waarbij alleen de āsterksteā werkzoekenden worden begeleid.
Werkgeversorganisaties erkennen de nood aan wendbaarheid binnen VDAB en pleiten voor een regionale invulling van de regelgeving, betere datastromen en een versterkt opleidingsbeleid dat afgestemd is op de noden van de arbeidsmarkt. Zij benadrukken het belang van arbeidsmigratie, een betere match tussen vraag en aanbod en het ontwikkelen van een talentstrategie om de productiviteit te verhogen.
VOKA pleit voor een sterker beleid rond opleiding en tewerkstelling. Concreet wil de organisatie dat het Vlaams Opleidingsverlof verder wordt versterkt, zodat werknemers zich makkelijker kunnen bijscholen en omscholen. Daarnaast vraagt VOKA om meer en flexibel gebruik te maken van instrumenten zoals werkervaring, stages en werkplekleren ā essentiĆ«le middelen om mensen praktijkgericht klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. Tot slot roepen ze op om werkgevers actief te stimuleren om kwetsbare groepen en mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan te werven en op te leiden.
De lokale besturen maken zich ernstig zorgen over de extra instroom van mensen zonder werkloosheidsuitkering die zij moeten opvangen via leefloon en begeleidingsmaatregelen, terwijl ze kampen met personeelstekorten, administratieve lasten en onduidelijkheden over financiering en samenwerking met VDAB. Om hun rol in activering waar te maken, vragen ze gerichte Vlaamse cofinanciering, rechtstreekse en kosteloze toegang tot VDAB-instrumenten (zoals tenders), en meer flexibiliteit in het gebruik van TWE-OCMW. Een nauwe en efficiƫnte samenwerking met VDAB en haar partners is daarbij cruciaal. Tot slot pleiten ze voor administratieve vereenvoudiging en betere lokale datastromen via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ), zodat het beleid beter kan inspelen op de noden op het terrein.
GTB schetst de complexe situatie van hun doelgroep: mensen met gezondheidsproblemen en arbeidsbeperkingen die intensieve, vaak langdurige begeleiding nodig hebben om duurzaam werk te vinden. Ze waarschuwen dat het verlies van werkloosheidsuitkering tijdens lopende trajecten leidt tot onderbreking van begeleiding en demotivatie. Ook zij pleiten voor een snellere instroom en een betere afstemming binnen het activeringsapparaat.
Het Netwerk tegen Armoede waarschuwt voor de impact van huidige maatregelen op mensen in armoede.
De organisatie benadrukt dat deze maatregelen de armoede kunnen verdiepen en verbreden, met bijzonder negatieve gevolgen voor gezinnen en kinderen. Ze pleit daarom voor een integrale en persoonsgerichte aanpak, met aandacht voor inkomenszekerheid, fysieke toegankelijkheid van diensten, armoedesensitief beleid op de werkvloer en het versterken van de zelfregie van werkzoekenden.
Het Netwerk onderstreept het belang van een inclusieve arbeidsmarkt en pleit voor een HR-beleid dat mensen in armoede echt kansen biedt. Ze maken duidelijk dat zogenaamde samenlevingsjobs geen antwoord bieden op de reƫle noden van deze doelgroep. In plaats daarvan moet er maximaal ingezet worden op het bestaande instrumentarium aan tewerkstellingsmaatregelen. Tot slot vraagt het Netwerk voor een duidelijke rolverdeling: VDAB als arbeidsmarkt-expert en het OCMW als expert op het vlak van welzijn, zodat beide elkaar kunnen versterken in de begeleiding van mensen in armoede naar werk.
Tot slot gaf Wim Van Lancker een kritische analyse van de maatregel, wijzend op de beperkte wetenschappelijke onderbouwing, het grote aandeel langdurig werklozen met arbeidsbeperkingen en lage doorstroomkansen, en het risico dat veel mensen zonder inkomen komen te zitten of uitstromen naar ziekte- of leefloonregelingen. Hij benadrukte dat activering alleen werkt in combinatie met een breed pakket aan ondersteuning, en dat sociale economie een betere optie is dan nieuwe samenlevingsjobs.