VDAB: Cijfers, actieplan en samenwerking
De doelgroep in cijfers
VDAB schetste eerst het profiel van de mensen die hun uitkering dreigen te verliezen. De eerste golf bestaat hoofdzakelijk uit jongeren onder de 35 jaar en oudere werkzoekenden boven de 55 jaar. Het gaat overwegend om mannen, en relatief weinig mensen met beperkte kennis van het Nederlands. Verontrustend is dat 52% kortgeschoold is, 50% een arbeidsbeperking heeft, en 34% afkomstig is uit de provincie Antwerpen.
Proactieve aanpak
Minister Demir gaf VDAB de opdracht om al tijdens de zomer proactief te werk te gaan. Op 20 oktober waren meer dan 63.000 mensen gecontacteerd en geïnformeerd over het mogelijk verlies van hun uitkering. De reacties waren divers en vaak zorgwekkend:
65% reageerde gelaten of berustend
53% uitte bezorgdheid over de financiële gevolgen
42% was helemaal niet op de hoogte van de maatregel
32,5% verwachtte een andere uitkering te kunnen krijgen
Slechts 10% vroeg proactief om bijkomende begeleiding richting werk
7% reageerde mondeling agressief
De impact op de dienstverlening is merkbaar: de VDAB-website kreeg in september gemiddeld 3,75 miljoen bezoeken, tegenover 2,8 miljoen in de zomermaanden. De servicelijn ontvangt gemiddeld 115 vragen per week over BWIT.
Samenwerking met partners
VDAB benadrukte het belang van een duidelijke taakverdeling: de RVA informeert over uitkeringen, uitbetalingsinstellingen beantwoorden individuele vragen, en VDAB begeleidt richting werk. Met lokale besturen werkt VDAB aan gezamenlijke activering, met nieuwe afspraken voorzien vanaf 1 januari 2026.
Een belangrijk aandachtspunt is de datadeling. VDAB werkt aan de openstelling van het klantendossier voor partners, en in 2026 komt er een klant-volgsysteem dat inzicht biedt in het traject van de klant.
Wanneer iemand zijn uitkering verliest maar een leefloon ontvangt, neemt het OCMW de regierol op zich, maar VDAB blijft betrokken. Voor personen met een advies welzijn voert een gespecialiseerde dienst screenings uit en gaat na welke ondersteuningsmogelijkheden er zijn via partners.
VVSG: Bezorgdheden van lokale besturen
Uitdagingen voor OCMW's
Peter Cousaert benadrukte dat OCMW's dagelijks werken met mensen voor wie de stap naar werk moeilijk is, vaak door complexe gezinssituaties of andere drempels. De recente federale hervormingen zorgen voor beweging tussen statuten, wat gevolgen heeft voor de samenwerking tussen VDAB en OCMW.
Er bestaat grote onzekerheid over de omvang van de nieuwe toestroom richting OCMW's, wat vragen oproept over financiering. De hervorming mag er volgens VVSG niet toe leiden dat mensen hun ondersteuning verliezen of dat het maatwerk in activering in het gedrang komt.
Wat heeft de doelgroep nodig?
De doelgroep heeft volgens Cousaert nood aan duidelijkheid, stabiliteit, persoonlijke begeleiding, opleidingskansen en een sterke verbinding met werkgevers. Ook aan werkgeverszijde is verandering nodig om duurzame uitstroom uit leefloon mogelijk te maken en draaideureffecten te voorkomen.
VVSG pleit voor activerende werkvloeren en voortrajecten rond taal, attitude en basisvaardigheden. Sectorbaden zijn belangrijk om beter in te spelen op arbeidsmarktnoden, en sociaal en inclusief ondernemen moet verder uitgebouwd worden. Elk traject moet individueel maatwerk blijven, afgestemd op de noden per persoon of doelgroep.
Rol van VDAB en lokale besturen
VVSG verwacht dat VDAB een sleutelrol blijft spelen, met nadruk op een sterk opleidingsoffensief, lokale verankering, snelle toegang tot opleidingen, een betere link met de private sector, en snellere doorverwijzing naar de sociale economie. Een concrete vraag is om af te stappen van het vier-ogenprincipe, zodat indicering en toeleiding sneller verlopen.
Activeringsmiddelen worden voornamelijk Vlaams beheerd, maar lokale besturen spelen een groeiende rol. VVSG pleit daarom voor een verschuiving van middelen richting lokale besturen, die dicht bij de burger staan.
Kritiek op het ultiem jobaanbod
Een belangrijke kritische opmerking: het ultiem jobaanbod is volgens VVSG te beperkt en moet versterkt worden tot een echt trajectinstrument. De hervorming moet rechtvaardig blijven en aandacht hebben voor complexe profielen.
Sterpunt Inclusief Ondernemen: Waarschuwing voor afbouw gespecialiseerde begeleiding
Wie zijn de werkplekarchitecten?
Christophe Danschutter legde uit dat Sterpunt Inclusief Ondernemen de werkplekarchitecten vertegenwoordigt (deelsector PC 329.01). Deze organisaties richten zich op activering en duurzame tewerkstelling via re-integratie, jobcoaching en begeleiding.
Standpunt over BWIT
SIO is niet tegen de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, maar waarschuwt dat dit niet gepaard mag gaan met een vermindering van gespecialiseerde begeleiding. Er moet blijvend geïnvesteerd worden in intensieve trajecten voor de meest kwetsbare groepen en niet-beroepsactieven. Dit is noodzakelijk om de 80% werkzaamheidsgraad te realiseren.
VDAB moet volgens SIO de centrale arbeidsmarktregisseur blijven voor alle doelgroepen, ook leefloongerechtigden. Personen met leefloon moeten kunnen blijven gebruikmaken van het aanbod van gespecialiseerde partners.
Zorgen over de overgangsperiode
SIO werkt constructief samen met VDAB aan een nieuw partnerschapsmodel dat ingaat in 2027. De gesprekken verlopen goed, maar er is nog werk aan verdere detaillering van de afspraken en bepaling van volumes en modaliteiten.
De overgangsjaren 2025-2026 zijn echter kritisch: de groep niet-beroepsactieven groeit, terwijl het gespecialiseerde aanbod afneemt. Dit creëert een gevaarlijke situatie.
Concrete voorbeelden uit de praktijk
GLOW-trajecten (trajecten voor werkzoekenden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt) kennen een volumevermindering met 25% in 2025 en 50% in 2026, ondanks een grotere doelgroep. SIO roept op tot geen daling, maar juist een extra investering in GLOW en GLOW Turbo.
Job- en taalcoaching is essentieel voor retentie en duurzame tewerkstelling. Het heeft een lage kost maar een hoge return, en werkt ook als incentive voor werkgevers. Gespecialiseerde jobcoaching verhoogt de kans op werkbehoud met tot 40%, vooral bij mensen met mentale of psychosociale beperkingen.
GLOW Turbo zijn korte en intensieve trajecten die nuttig zijn voor snelle doorstroom, maar kwetsbare groepen hebben vaak nood aan langere trajecten.
Impact op de sector
Werkplekarchitecten zijn cruciale partners met meer dan 40 jaar expertise, die lokaal en outreachend werken met een gespecialiseerd, maatgericht aanbod en een uitgebreid netwerk aan werkgevers. De daling van volumes en beperkte doelgroep heeft impact op hun bedrijfsvoering. Het is essentieel om personeel en expertise te behouden tijdens de overgangsperiode naar 2027.
Vragen van de commissieleden
Ine Tombeur (N-VA)
Ine Tombeur stelde verschillende vragen over de lokale samenwerking. Ze benadrukte het belang dat lokale partners elkaar goed kennen, zeker in het licht van de nieuwe oproep voor lokale regisseurs binnen de sociale economie. Ze stelde vast dat sociale economie in provinciale plannen niet altijd als partner wordt vermeld en vroeg hoe VVSG dit evalueert.
Over de rol van OCMW's als indiceringspartners vroeg ze of ze klaar zijn om deze rol op te nemen en welke stappen worden ondernomen om hen hierop voor te bereiden. Ze vroeg ook hoe de regierol van lokale besturen versterkt kan worden in de samenwerking met VDAB.
Aan VDAB vroeg ze wat de gevolgen van BWIT zijn voor het sanctionerend beleid van de organisatie, en hoe beter kan worden tegemoetgekomen aan regionale mismatches. Ze legde nadruk op het belang van een warme overdracht tussen VDAB en OCMW, zodat cliënten niet telkens opnieuw hun verhaal moeten doen.
Over partners vroeg ze hoe VDAB zal omgaan met organisaties die specifieke expertise hebben voor doelgroepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, en stelde vragen over doelgroepverdeling en financiering.
Tom Lamont (Vlaams Belang)
Tom Lamont richtte zich vooral op de cijfers van de eerste golf. Hij vroeg waarom het aantal van 1962 personen nog niet was bereikt en of dit te wijten is aan laattijdige gegevensoverdracht. Hij wilde weten of de gecontacteerde personen al een ultiem jobaanbod hebben gekregen en hoeveel mensen effectief naar werk kunnen worden begeleid.
Hij bevroeg ook de samenwerking rond gegevensdeling tussen instanties. Aan VVSG verwees hij naar de uitspraak van de minister dat veel lokale besturen niet ingaan op samenwerkingsuitnodigingen van VDAB, en vroeg waarom sommige besturen die samenwerking afhouden.
Nawal Maghroud (Vooruit)
Nawal Maghroud toonde zich bezorgd over specifieke doelgroepen. Ze vroeg aan VDAB hoe de grote groep jongeren die hun uitkering zal verliezen wordt ondersteund, en hoe VDAB zich voorbereidt om mensen met een arbeidsbeperking te activeren. Ook wilde ze weten wat de rol is van VDAB voor vrije werkzoekenden en hoe de warme overdracht concreet verloopt.
Aan VVSG vroeg ze hoe de samenwerking met werkgevers rond inclusieve werkvloeren verloopt, en hoe het ultiem jobaanbod versterkt kan worden. Ze wees op het probleem dat lokale besturen informatie vaak te laat ontvangen om proactief te handelen.
Aan Sterpunt Inclusief Ondernemen vroeg ze wat GLOW Turbo concreet inhoudt, hoe haalbaar het is om kwetsbare profielen in kortere trajecten te begeleiden, en welke rol partners moeten spelen in de opvang van mensen die getroffen worden door BWIT.
Gaby Colebunders (PVDA)
Gaby Colebunders stelde kritische vragen over de rol van private partners. Aan VDAB vroeg ze welke concrete stappen worden genomen om meer taken zelf uit te voeren in plaats van uit te besteden. Ze wilde weten of de veel geld dat besteed werd aan private partners heeft geleid tot betere begeleiding van werkzoekenden, en of het personeelsbestand van VDAB wordt versterkt.
Aan VVSG drukte ze bezorgdheid uit over de extra taken die lokale besturen krijgen zonder bijkomende middelen. Ze vroeg of er sprake is van een verschuiving van armoede van federale naar lokale overheden.
Aan SIO vroeg ze hoe BWIT personen met een arbeidsbeperking of grote afstand tot de arbeidsmarkt zal beïnvloeden, en of werkgevers bereid zijn om mensen met complexe achtergronden kansen te geven. Ze stelde dat sociale economie een deel van de oplossing is, maar niet allesomvattend, en vroeg welke bijkomende oplossingen er zijn op de reguliere werkvloer.
Robrecht Bothuyne (CD&V)
Robrecht Bothuyne vroeg aan VDAB naar de begeleidingshistoriek van de mensen die hun uitkering dreigen te verliezen: hoe lang geleden kregen zij nog intensieve begeleiding of opleiding? Hij stelde dat het ultiem jobaanbod meer moet zijn dan een enkel contactmoment, aangezien de eerste golven mensen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt omvatten die langdurige begeleiding nodig hebben.
Hij vroeg hoe de intensievere samenwerking met lokale besturen concreet vorm krijgt en bevroeg de betekenis van warme overdracht. Ook wilde hij weten wat de impact is van de federale hervormingen op bestaande VDAB-instrumenten zoals opleidingen en wijkwerken.
Over GLOW vroeg hij of de evaluatie (opgestart in 2023) al gebeurd is en wat de resultaten zijn. Hij stelde ook vragen over de afbouw van job- en taalcoaching.
Aan VVSG vroeg hij of zij lokale besturen actief begeleidt in de creatie van inclusieve werkvloeren.
Eva Platteau (Groen)
Eva Platteau stelde fundamentele vragen bij de voorbereiding op de hervorming. Is Vlaanderen wel klaar? Is de effectiviteit van BWIT voldoende bewezen? Ze uitte zorgen over het verlies van gespecialiseerde begeleiding, met name de daling van GLOW-volumes met 50% in 2026.
Aan VDAB vroeg ze hoe het komt dat langdurig werklozen in de eerste golf niet eerder geactiveerd werden. Ze wilde weten of de uitstroom naar werk wordt gemonitord en wat de impact is van besparingen en personeelsverschuivingen binnen VDAB.
Ze stelde gedetailleerde vragen over de servicelijn, targets voor activering, het ultiem jobaanbod, werkgeversstimulering, OKOT-opleidingen, taalcursussen, en regionale verschillen in werkdruk. Ze wees erop dat in Antwerpen 1 VDAB-consulent per 138 werkzoekenden staat, terwijl dit in Limburg 1 per 100 is.
Aan VVSG vroeg ze naar de verwachtingen rond het klant-volgsysteem en de bewaking van privacy, en of daar financiële sancties aan gekoppeld worden. Ook bevroeg ze de mogelijke verkorting van artikel 60-trajecten.
Aan SIO uitte ze bezorgdheid over het verlies van expertise tijdens de overgangsjaren en vroeg hoe dit kan worden opgevangen.
Tom Ongena (Open VLD)
Tom Ongena stelde dat BWIT een succesverhaal moet worden dat leidt tot meer tewerkstelling, niet louter tot een verschuiving van uitkeringen. Hij bevroeg de datadeling tussen RVA, VDAB en lokale besturen uitgebreid en vroeg wat het verschil is tussen het klant-volgsysteem 2026 en de definitieve versie 2027.
Hij noemde het ultiem jobaanbod een "eufemisme" en vroeg wat het concreet inhoudt: omvat het ook opleidingen, leerjobs of stages? Hoeveel mensen zijn al doorgestroomd na ontvangst van een ultiem jobaanbod? Heeft VDAB hiervoor KPI's vastgelegd?
Over de toekomstige doelgroepfocus vroeg hij of VDAB zich zal concentreren op meer zelfredzame werkzoekenden en kwetsbare groepen zal overlaten aan partners. Hij bevroeg de plotse koerswijziging rond GLOW en de mogelijke link met besparingen, en merkte op dat er veel knowhow dreigt te verdwijnen bij partners.
Aan VVSG vroeg hij of de federale steun lokale besturen helpt om de hervorming organisatorisch te dragen, en bevroeg hij de uniformiteit in handhaving en sanctionering tussen OCMW's. Hij verwijst naar klachten over "koude doorschuifoperaties" tussen VDAB en lokale besturen.
Antwoorden en belangrijkste conclusies
VDAB: Prioriteren en samenwerken
VDAB erkende dat besparingen nu al realiteit zijn en dat de organisatie moet prioriteren. De focus ligt op trajecten met de meeste meerwaarde, in afstemming met lokale besturen en partners. Werkgevers tonen bereidheid tot samenwerking, en er is een "sense of urgency".
Over de mismatch tussen vacatures en profielen wil VDAB meer vertrekken vanuit de vacature zelf: is ze bereikbaar, realistisch geformuleerd, kunnen werkgevers minder evidente profielen een kans geven?
VDAB behoudt zijn controle- en sanctioneringsfunctie, maar mikt op snellere opvolging van inbreuken. De warme overdracht blijft een uitdaging, vooral bij mensen met advies welzijn. Voor deze groep pleit VDAB voor een nieuw statuut dat beter aansluit bij hun noden.
Over GLOW stelde VDAB dat de huidige vorm niet aansluit op de nieuwe realiteit, daarom de omschakeling naar vouchers: korter, intensiever, gericht op directe matching.
Het ultiem jobaanbod is een federale term, maar VDAB pleit voor "ultiem aanbod" dat ook opleidingen, IBO's en andere trajecten kan omvatten. Taalniveau 1.2 blijft minimumvereiste, maar taalopleiding is enkel verplicht waar relevant.
VDAB blijft klanten met leefloon opvolgen; enkel de regie verschuift naar het OCMW. Er is geen wervingsstop voor bemiddelaars; VDAB wil hun takenpakket juist versmallen om meer tijd voor begeleiding te creëren.
VVSG: Co-regie en lokale aanpak
VVSG benadrukte dat de Vlaamse arbeidsmarkt bestaat uit lokale arbeidsmarkten met uiteenlopende noden. De aanpak moet daarop afgestemd worden. VVSG pleit voor co-regie tussen VDAB en lokale besturen in activering.
Niet alle OCMW's beschikken over voldoende capaciteit; sommigen hebben extra personeel of opleiding nodig. De inschatting dat een derde richting leefloon zal gaan is voorlopig; exacte cijfers worden de komende maanden gemonitord.
Het draaideureffect moet worden vermeden door nauwe samenwerking en afstemming van trajecten. Inclusieve werkvloeren blijven belangrijk, waarbij lokale besturen verschillende rollen spelen: als werkgever, partner en facilitator.
Artikel 60 blijft een cruciaal activeringsinstrument. VVSG is bereid het te hervormen maar niet af te schaffen. Er werd erkend dat "koude doorschuiving" voorkomt, vaak door historische samenwerkingspatronen. Verbetering is nodig langs beide kanten.
Sterpunt Inclusief Ondernemen: Waarschuwing voor structurele afbouw
SIO beschouwt de samenwerking met VDAB als kwalitatief en constructief, maar maakt zich zorgen over de afbouw van budgetten. Vouchers kunnen GLOW niet vervangen: vouchers focussen op snelle toeleiding, terwijl GLOW werkplekleren biedt voor mensen met grotere afstand tot de arbeidsmarkt.
De waarschuwing is duidelijk: de structurele afbouw van middelen kan organisaties en doelgroepen ondermijnen tegen 2027. GLOW Turbo is intensiever en korter, maar blijft binnen het GLOW-kader. Het is nuttig voor doorstroom maar niet voor iedereen geschikt.
SIO steunt het idee dat ook mensen met een beperking kansen krijgen in het reguliere circuit en verwijst naar de IMW-maatregel als positieve stimulans. Het belang van werkgeverssensibilisering wordt benadrukt boven dwangmaatregelen zoals quota.
Een concrete zorg: Vlaanderen trekt mogelijk ESF-cofinanciering terug uit het project rond inclusieve werkvloeren, wat de stopzetting van dit project zou betekenen en de brugfunctie naar werkgevers in gevaar brengt.
SIO wees ook op het belang van outreachend werken met kwetsbare groepen: 42% van de doelgroep is niet op de hoogte van BWIT. Er is een grote activeringsnood bij langdurig zieken, en SIO pleit voor betrokkenheid van werkplekarchitecten bij deze trajecten.
Conclusie
Deze hoorzitting maakte duidelijk dat de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd een complexe uitdaging is die alle partners voor moeilijke keuzes stelt. De samenwerking tussen VDAB, lokale besturen en gespecialiseerde partners zoals de werkplekarchitecten is cruciaal om ervoor te zorgen dat kwetsbare mensen niet tussen de mazen van het net vallen.
Voor Sterpunt Inclusief Ondernemen was het een belangrijk moment om onze bezorgdheden te delen over de afbouw van gespecialiseerde begeleiding juist op het moment dat de nood groter wordt. Onze boodschap is helder: investeer blijvend in intensieve trajecten voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, behoud de expertise van werkplekarchitecten, en zorg voor een sterke brugfunctie naar werkgevers.
De komende maanden zullen cruciaal zijn om te zien of het Actieplan Vlaanderen Werkt! daadwerkelijk leidt tot meer duurzame tewerkstelling, of dat het vooral een verschuiving van uitkeringen betekent. Wij blijven de ontwikkelingen nauwlettend volgen en constructief meewerken aan oplossingen die mensen écht helpen.